Zandhagedis
De zandhagedis, ook wel duinhagedis is een hagedis uit de familie echte hagedissen.
De lengte inclusief staart is ongeveer 16 tot 20 centimeter, sommige exemplaren worden iets langer. De hagedis heeft een relatief kleine kop en stompe snuit. Het vrouwtje heeft donkerbruine flanken met een rij lichte, donker-omrandde vlekjes en een lichtbruine rug. Mannetjes hebben groene tot donkergroene flanken en buik. In de paartijd kleuren de flanken en buikzijde van de man groengeel tot helder groen en op de zijkanten van de rug is vaak aan iedere kant een rij gele vlekjes aanwezig die tot aan de staart doorloopt. Buiten de paartijd is het lastiger om mannetjes en vrouwtjes te onderscheiden. Mannetjes hebben een fijnere tekening en een grovere en bredere kop.
De zandhagedis niet altijd makkelijk te onderscheiden van de fijner gebouwde levendbarende hagedis. Juvenielen van de levendbarende hagedis zijn te herkennen aan de zwarte staart en het ontbreken van de oogstippen op de flanken. De kop van de levendbarende hagedis is ook wat platter. Vaak worden onvolwassen zandhagedissen aangezien voor levendbarende hagedissen.
De zandhagedis is een bodembewonende hagedis die ook wel kan klimmen.
De habitat bestaat uit open gebieden met een lage vegetatie, veelal op zanderige en zonbeschenen plekken als open plekken in het bos, zandverstuivingen en heidevelden.
Ook kunstmatige elementen als spoordijken zijn vanwege de spaarzame begroeiing en de hoge ligging een geschikt biotoop.De ideale biotoop van de zandhagedis is een licht verruigde oude heide met wat reliëf. Deze biotoop blijkt erg geschikt door de beschutting tegen predatie en wind. De beschutting tegen wind is belangrijk voor de thermoregulatie.
De zandhagedis is alleen bij zonnig weer actief en is dan erg vraatzuchtig en jaagt op alles wat beweegt en in de bek past, het voedsel bestaat uit insecten en andere kleine ongewervelden. Als de temperatuur midden op de dag teveel oploopt trekt de zandhagedis zich ook weer terug in zijn hol.
Aan het eind van de winter ontwaakt de zandhagedis uit zijn winterslaap en krijgt na twee vervellingen zijn baltskleuren, althans de mannetjes. Ze verdedigen hun territorium fel tegen mannelijke soortgenoten, en zijn juist vrij wellustig tegen een vrouwelijke soortgenoot. Als een vrouwtje nog niet, of niet meer paringsbereid is, zal ze het mannetje van zich af moeten bijten. Ook bij een paringsbereid vrouwtje heeft de paring wat weg van een gevecht, het mannetje bijt het vrouwtje in de flanken en draait zijn lichaam zó dat de cloaca's van de dieren in contact kunnen komen. Omdat een hagedis een dubbele penis heeft (hemipenis) kan via beide zijden contact worden gemaakt, de lange staart zit bij hagedissen en andere reptielen namelijk in de weg. De paring kan enige minuten duren en er kunnen meerdere pogingen worden ondernomen.
Rond de paartijd die van half april tot half mei duurt worden veel mannetjes waargenomen die op zoek zijn naar vrouwtjes. De vrouwtjes zien we vaker eind mei en begin juni, als ze op zoek gaan naar een geschikte plek om de 5 tot 15 eitjes af te zetten. De eitjes worden begraven in ondiepe holletjes op zanderige zonbeschenen plaatsen. De ontwikkelingsduur van de eitjes is sterk afhankelijk van de temperatuur, als deze rond de 21 tot 24 graden ligt komen de eitjes na twee maanden uit, is de temperatuur lager dan duurt het tot drie maanden. De juvenielen zijn dan ongeveer 5 tot 6 centimeter lang inclusief staart en zijn direct zelfstandig.