Muurhagedis                                          

De muurhagedis is in Europa de bekendste vertegenwoordiger uit de familie echte hagedissen. De hagedis heeft een meestal bruine kleur, een lang en plat lichaam en een lange staart. De hagedis komt voor in een groot deel van Centraal-Europa. De Nederlandse naam muurhagedis wordt ook in andere talen gebruikt en refereert aan de voorkeur voor muren en steenhopen als habitat. Ook de wetenschappelijke soortnaam muralis verwijst hiernaar.

De muurhagedis bereikt een lengte van ongeveer 15 tot 20 centimeter en wordt maximaal 22 cm lang Het lichaam en de kop zijn sterk afgeplat, de poten en tenen zijn relatief lang, de tenen zijn voorzien van scherpe klauwtjes. De lange en relatief dunne staart beslaat ongeveer 60 tot 200 procent van de kopromplengte als deze niet is afgeworpen. De muurhagedis kent net als andere hagedissen het afwerpen van de staart als deze wordt beetgepakt. De staart groeit weer aan maar is korter en donkerder dan de originele staart.

De muurhagedis kent vele kleurvariaties die te verwarren zijn met de kleuren van andere hagedissen. De meeste exemplaren zijn bruin en hebben diverse lichtere rijen vlekjes of blokken op de rug en in de flanken. Ook nettekeningen komen voor waarbij de tekening beige, bruin, zwart of witgrijs kan zijn. De buik is witgeel, bij de mannetjes geel tot roodoranje in de paartijd. Mannetjes zijn in de regel donkerder dan vrouwtjes. De muurhagedis is met name te herkennen aan de bouw; het is een relatief platte hagedis met een spitsere snuit en slankere bouw dan bijvoorbeeld de zandhagedis en de levendbarende hagedis. Van deze laatste twee soorten is de muurhagedis ook betrekkelijk eenvoudig te onderscheiden aan de halskraag aan de onderzijde. Bij de muurhagedis is deze recht, bij de andere twee soorten is de halskraag enigszins gekromd. Ook is de halskraag niet gekarteld en hebben de schubben geen kiel; ze zijn plat en hebben geen opstaand midden.

In de paartijd krijgen de mannelijke exemplaren een rij blauwe vlekjes onderaan de flanken, er zijn overigens wel meer soorten echte hagedissen die dergelijke vlekjes hebben. Sommige ondersoorten zijn groen of zwart, de kleuren verschillen ook enigszins per individu. e muurhagedis is endemisch in Europa en is te vinden in het grootste deel van Europa met uitzondering van Ierland, Scandinavië, Polen, Portugal en het grootste deel van Spanje.

Doordat de muurhagedis zeer gesteld is op hogere temperaturen heeft de soort een veel zuidelijker verspreidingsgebied dan andere Europese hagedissen.

De muurhagedis is net als alle hagedissen koudbloedig en neemt regelmatig een zonnebad om op te warmen waardoor de hagedis veel sneller wordt. De muurhagedis is een van de vele hagedissen die daarnaast echter gebruik maakt van door de zon opgewarmde objecten zoals stenen, muren, rotsformaties en andere oppervlakken. Hierdoor maakt de hagedis optimaal gebruik van de warmte van de zon, waardoor de soort van vroeg in het voorjaar tot laat in het najaar actief kan zijn. Een ander trucje is melanisme; het verschijnsel waarbij de dieren hun hele leven een diepzwarte kleur hebben die meer zonnewarmte absorbeert. Melanisme komt wel meer voor bij hagedissen maar is in tegenstelling tot de meeste andere soorten bepaald niet zeldzaam bij de muurhagedis.

De muurhagedis is een typische klimmer die ook wel op de bodem komt maar meestal op muren en rotsen te vinden is. Met de puntige klauwtjes kan de hagedis watervlug over de stenen rennen.

In de paartijd bakenen de mannetjes een territorium af dat fel wordt verdedigd tegen andere mannetjes. Het territorium heeft een oppervlak van ongeveer 25 vierkante meter. Bij de paring maakt het mannetje gebruik van zijn hemipenis, de gevorkte penis waardoor hij langs beide zijden contact kan maken. Bij hagedissen zit de staart namelijk in de weg bij het maken van contact. Het mannetje ankert zich door het vrouwtje in haar nek of bek te bijten, waardoor de paring meer weg heeft van een gevecht.

Het vrouwtje zet de eitjes af in twee tot drie legsels, die 2 tot 8 eieren bevatten. Meestal worden per legsel zes eitjes afgezet, het aantal eitjes hangt onder andere af van het voedselaanbod. De eitjes worden afgezet onder stenen of in het zand begraven, de schaal is perkament-achtig. Na zes tot elf weken komen de eieren uit, meestal rond augustus. De juvenielen zijn zeer donker tot zwart van kleur maar worden al snel lichter, ze zijn bij hun geboorte ongeveer zes centimeter lang. Ze zijn direct zeer actief en na twee jaar zijn ze volwassen en nemen deel aan de voortplanting.

Zodra de jongen uit het ei kruipen eten ze zoveel mogelijk om reserves aan te leggen voor de winter. Rond september trekt de muurhagedis zich terug voor de winterslaap. Deze wordt gehouden in diepe rotsspleten of scheuren in muren waar de vorst geen vat op heeft.

De muurhagedis leeft van allerlei insecten en andere geleedpotigen die rond de schuilplaats worden gevangen. Vooral sprinkhanen, vliegen en insectenlarven, maar ook wel spinnen, kevers, vlinders en regenwormen worden gegeten.