Wilde kat
De wilde kat is een roofdier uit de familie der katachtigen. Het is de wilde voorouder van de huiskat.
De wilde kat heeft een lichtgele tot donkergrijze vacht met een vaag strepenpatroon en een geringde staart. Ze komen voor in loofbossen, bosranden, en op halfwoestijnen, steppen en savannen. In de Donau Delta komen ze ook nog vrij vaak voor en zwemmen van het ene eiland naar het andere
De wilde kat is een solitaire soort, die in de schemering of 's nachts op jacht gaat Hij jaagt voornamelijk op knaagdieren, haasachtigen en vogels. Soms grijpt hij ook andere kleine en middelgrote zoogdieren, kikkers, reptielen, vissen en insecten. Ook plantaardig voedsel staat op zijn dieet. De wilde kat eet echter zelden aas.
Tijdens de paartijd doorkruist de kater monotoon mauwend zijn territorium. Hierbij markeert hij zijn territorium vaker dan normaal. De poezen zijn ongeveer zes dagen lang krols en bereid om te paren. Na een draagtijd van 63 tot 69 dagen worden drie tot vier jongen geboren op een beschutte plek, bijvoorbeeld een boomholte of een spleet tussen de rotsen.