Scholekster
De scholekster (Haematopus ostralegus) is een vrij stevig gebouwde, zwart-witte steltloper die algemeen in het binnenland kan worden aangetroffen.
De broedtijd loopt van half april tot in juli. De scholekster legt meestal drie, soms vier eieren in een nest gemaakt in een ondiep kuiltje. De eieren zijn gemiddeld 57 x 40 mm groot. Meestal broedt de scholekster op grasland, maar ook op bouwland worden veel nesten aangetroffen. Ze maken ook nesten op platte, met grind bedekte daken van grotere gebouwen, waar geen gevaar dreigt van grondpredatoren alsvosenhermelijn. De eieren komen uit na 25 à 27 dagen broeden. De jongen worden dan nog een poosje gevoed door de ouders, in tegenstelling tot bij de meeste andereweidevogels.
De scholekster is het onderwerp van een onderzoeksprogramma over het verband tussen territoriumgedrag en broedsucces van deRijksuniversiteit Groningen. De resultaten laten zien dat scholeksters op twee manieren kunnen proberen om een geschikte broedplaats te veroveren. De beste broedplekken worden namelijk bezet gehouden door alreeds succesvolle paren en scholeksters kunnen tot 30 jaar oud worden. Deze vogels zijn bijzonder gehecht aan hun territorium, zelfs zo zeer dat ze de plek trouw blijven ook als deze door veranderde omstandigheden niet meer zo gunstig is.
Jonge scholeksters (ook welfloatersgenoemd) hebben twee mogelijkheden, genoegen nemen met een kwalitatief minder territorium of wachten tot er een goed territorium vrijkomt. Een goed territorium (hokkerterritorium) ligt vlak bij de voedselbronnen op het wad, een slecht territorium (wipperterritorium) ligt daar verder vanaf. Oorspronkelijk ging men er van uit dat beide strategieën gedurende een scholeksterleven evenveel jongen zouden opleveren: een keuze tussen vroeg beginnen maar jaarlijks minder jongen grootbrengen of later beginnen, maar dan wel een hoog jaarlijks succes hebben. Een hokkerterritorium levert gemiddeld 0,65 jongen per jaar op en een wipperterritorium 0,2 jongen per jaar. Deze veronderstelling bleek echter onjuist: dewipperszijnsukkelsdie in hun leven minder jongen grootbrengen,hokkersbeginnen namelijk niet later in hun leven met broeden.
Het is ook gebleken dat jongen de sociale status van hun ouders meekrijgen. Jongen die doorhokkersworden grootgebracht veroveren ook vaak weer eenhokkerterritorium, terwijl doorwippersgrootgebrachte jongen dat zelden doen. Bij het veroveren van eenhokkerterritoriumis het ook van belang hoe bekend het dier is met de omgeving. In een onderzoek waarbij kunstmatig territoria werden leeggemaakt door de "eigenaars" te verwijderen, bleek dat 80% van de vrijgekomen territoria werden bezet door vogels die bekend waren met het gebied. Floaters maakten zich bekend met het terrein door regelmatig de betreffende territoria binnen te dringen.
De scholekster is bekend vanwege zijn verdediging van het nest. Wanneer een roofdier het nest nadert doet de ekster zich voor alsof hij kreupel is om de belagers van het nest weg te lokken. Eenmaal op afstand vliegt hij weg.
Jonge scholeksters, die nog niet broeden, verzamelen zich in het voorjaar in groepen. In het binnenland houden ook broedende vogels zich in het begin van het broedseizoen enige tijd op in dergelijkescholekstersozen. Wat precies de functie is van de sozen is niet bekend.