Wesp
Tot de wespen worden alle insecten gerekend uit de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera), die géén bij, hommel of mier zijn. Ook zaagwespen worden als aparte groep gezien naast alle andere wespen omdat ze een totaal andere fysiologie hebben. Wespen vormen dus geen eigen taxonomische groep zoals een orde of een familie. Ze zijn een onderdeel van de Apocrita, en de twee superfamilies waartoe alle wespen behoren, omvatten ook de mieren, die nauw aan de wespen verwant zijn. De verwantschappen binnen de Hymenoptera zijn soms erg complex, volgens fylogenetische studies zijn bijvoorbeeld alle bijen uit een familie van graafwespen geëvolueerd.
Er zijn veel verschillende soorten wespen; papierwespen spelen een rol bij de bestuiving van bloemen en het verdelgen van insecten; sluipwespen bij de biologische bestrijding van plaaginsecten en galwespen zorgen voor meestal bolvormige vergroeiingen aan bladeren.
Zweefvliegen en wespen worden wel eens verward, omdat bij zweefvliegen mimicry voorkomt. Ze hebben overeenkomstige kleuren en streeppatronen als wespen. Op die manier lijken ze erop en kunnen zo predatoren afschrikken. Zweefvliegen kunnen echter niet steken.
De bekendste familie van wespen zijn de plooivleugelwespen of Vespidae, vanwege de opvallende kleuren en grootte, de behoefte aan zoetigheid ('limonadewespen') en met name de steek. Tot de plooivleugelwespen behoren zowel sociale wespen (wespen die in groepen in een nest leven), als solitaire wespen. Plooivleugelwespen (Vespidae) worden zo genoemd, omdat ze hun voorvleugel eenmaal in de lengterichting opvouwen. De vleugels lijken daardoor twee keer zo smal. Alle wespen met zo op het oog smalle vleugeltjes behoren dus tot deze groep.
Binnen de plooivleugelwespen familie zijn er in de Benelux twee duidelijke subgroepen (onderfamilies):
- de overbekende papierwespen (Vespinae), zie ook papierwespen.
- de veel minder bekende leemwespen, ook wel metselwespen genoemd, (Eumeninae).
De namen van de onderfamilies verwijzen naar het materiaal waaruit het nest wordt gebouwd.
Tot de onderfamilie van de papierwespen behoren wereldwijd 61 soorten, waarvan er 11 in Midden-Europa voorkomen. De naam is te danken aan het papier-achtige materiaal waarvan het nest wordt gemaakt. De wespen schrapen houtvezels van bomen en vermengen dat met het speeksel tot een papje. Zie ook het artikel papierwespen.
De leemwespen zijn in tegenstelling tot de papierwespen solitaire wespen; ze maken hun nest van leem of andere plakkerige aarde. Leemwespen zijn tamelijk klein. De leemwesp Ancistrocenus parietum is nauw verwant aan de sociale wespen. Andere in Nederland voorkomende leemwespen zijn Ancistrocerus scoticus, Ancistrocerus trifasciatus en Symmorphus bifasciatus. Symmorphus soorten gebruiken vaak bestaande gangen in hout en holle rietstengels.
Sluipwespen hebben een duidelijk zichtbaar uitsteeksel aan de achterzijde, althans de vrouwtjes. Dit is de ovipositor, ofwel de legbuis. Bij stekende wespen is deze omgevormd tot angel, sluipwespen gebruiken dit orgaan om eitjes onder de huid van een prooi te leggen. Dit zijn vaak andere insecten, zoals bladluizen, en met name de larven van insecten, zoals rupsen. Sluipwespen worden massaal ingezet in de kassenteelt, in grotere tuincentra zijn kartonnen kaarten te koop met de eitjes van specifieke soorten, al naargelang de te bestrijden plaag.
Galwespen leggen eitjes in een blad, waarna door de geïnfecteerde plant een gal wordt gevormd. Gallen zijn zeer veelvormig. Soms zijn ze rond en afgesnoerd, andere soorten maken plaatjesgallen; kleine, en platte gallen die weer afvallen nadat de larve is verpopt en uitgekomen. In de herfst zijn de gallen het best te zien, vooral de eik is een populaire boom bij veel soorten.
Er bestaan drie soorten koekoekswespen. De vrouwtjes dringen de nesten van een verwante soort binnen, doden de aanwezige koningin, vreten de eitjes uit het bestaande nest op en leggen vervolgens zelf eitjes in het nest. Door de werking van feromonen worden de werksters aangezet het broed van de koekoekswesp te verzorgen. Dolichovespula adulterina is een koekoekswesp vooral bij de Saksische wesp.
De hoornaars zijn van de andere wespen te onderscheiden doordat ze groter zijn en aan de roodbruine kleur die op kop, thorax en poten voorkomt. De andere wespen zijn daar zwart of geel. De Europese hoornaar is de grootste sociale wesp van Europa, waarvan de koningin wel 40 mm lang kan worden. Gemiddeld is de koningin echter 23-35 mm lang. De werksters zijn 18-25 mm lang en de mannetjes 21-28 mm. De mannetjes hebben een lid meer aan hun voelsprieten dan de werksters.
Zaagwespen. De naam komt van de zaag-achtige legbuis van de vrouwtjes. In tegenstelling tot alle andere wespen hebben zaagwespen geen taille en ongevouwen, vlieg-achtige vleugels. Zaagwespen vormen een aparte groep naast alle andere wespen, en daarom worden de zaagwespen door sommige biologen helemaal niet als wespen beschouwd. In veel talen wordt deze groep zaagvliegen genoemd.
Graafwespen zijn solitaire wespen die nesten graven op zandige plaatsen. Er zijn 'sluipwespachtige' rood-zwarte gekleurde slanke soorten, naast robuuste soorten met de karakteristieke geel-zwarte wespentekening. Er zijn grote soorten tot zeer kleine soorten van slechts 3 mm. Kenmerkend voor alle soorten is de vorm van het eerste segment van het borststuk, dat aan de zijkant niet tot aan de vleugelschubben (tegulae) reikt. De achterkant van het pronotum eindigt aan de zijkant vaak in een knobbel. Een van de graafwespen is de bijenwolf.
Wespen leven van nectar, honingdauw van luizen, stuifmeel, plantensap, vruchtvlees en sap van rijpe vruchten (peren, pruimen onder andere), maar ook van vloeibare zoete voedings- en genotmiddelen bestemd voor menselijke consumptie (limonade, stroop en dergelijke). Het stuifmeel wordt meestal niet verzameld. Sommige wespensoorten beschadigen de planten om bij het sap te kunnen komen.
De eiwitten, die de wespen nodig hebben voor de instandhouding van hun eigen lichaam, maar vooral voor de voeding van de larven, worden verkregen door het vangen en consumeren van andere insecten. Dit zijn vooral allerlei vliegensoorten. Daarnaast worden ook volwassen hooiwagens, cicaden en hun larven, evenals onbehaarde of weinig behaarde rupsen, larven van bladwespen, zaagwespen, honingbijen en spinnen gegeten. Ook vers vlees van kadavers wordt gegeten, wanneer de huid al stuk is. Wespen zijn namelijk niet in staat de huid stuk te bijten. Ook vlees uit prullenbakken en zelfs honden- en kattenvoer wordt naar het nest gebracht.
Wespen zijn belangrijke insectenbestrijders. Zo nam Schmitt in 1921 waar dat 300 - 400 werksters van de Duitse wesp in 6 uur 2500 vliegen van verschillende soorten tezamen met 650 tipuliden (langpootmuggen) en Culiciden (steekmuggen) in hun nest brachten. In een ander geval werden in 104 van de Duitse wespen afgenomen prooien 81 kamervliegen, 5 vleesvliegen, 1 kleine kamervlieg, 1 stalvlieg en 16 andere insectensoorten geteld.
Na 7-10 dagen komt de pootloze larve uit het eitje. De larve groeit 1-2 weken en gaat zich dan verpoppen. Vóór het verpoppen spint de larve een papierachtig deksel over de opening van de cel. In deze fase hopen de uitwerpselen zich op in het achterste gedeelte van de darm, die leeggemaakt wordt in de oude larvehuid, als de larve verandert in een zachte witte pop. Na 1-2 weken komt uit de pop de volwassen wesp. De jonge larven worden gevoed met dierlijke prooien, die door de koningin fijngekauwd worden en tot balletjes worden gemaakt. Hieruit komen ongeveer een maand na de bouw van het nest de eerste werksters, die voedsel gaan zoeken en het nest verder uitbouwen. De werksters zijn 10-15 mm lang. De koningin verlaat nu het nest niet meer en legt alleen nog maar eitjes.
De nesten worden gebouwd in verlaten muizennesten, in de grond, in schuren, muurholten, spouwmuren of onder een dak. Een afgebouwd nest heeft gemiddeld een doorsnede van 20-35 cm en een wanddikte van 2 cm, maar er komen ook veel grotere nesten voor. Vaak zijn er meerdere nestingangen. De nesten worden gemaakt van plantenvezels of droog hout. Dikwijls ziet men wespen aan droog hout knagen. Door de plantenvezels of het hout fijn te kauwen ontstaat er een papierachtige stof. De raten worden gemaakt van deze grijze of bruingele stof. De zeshoekige raten zijn altijd omgeven door één of meer ballonvormige omhulsels eveneens bestaande uit hetzelfde papierachtige materiaal. In de cellen van de raat legt de koningin haar eieren. In elke cel één. De Duitse wesp gebruikt alleen droog, verweerd hout, waardoor het nest er grijzig uitziet. De nesten van de Gewone wesp en de Hoornaar zien er roodbruin uit. Niet-geverfde vogelhuisjes of schuttingen in de tuin zijn overigens ook geschikt. Vanaf augustus-september begint het nest te vervallen en worden de werksters lastig voor de mens.
De zweefvlieg Volucella dringt wespennesten binnen en legt haar eieren in het nest. De wespen verzetten zich niet tegen deze zweefvlieginvasie, omdat de merkwaardige, stekelige larven een zeer nuttige rol als opruimers hebben. De larven leven in de mesthoop onder het nest, waar de dode wespen zich ophopen. Ook maken ze de verlaten en vuile cellen van de wespen schoon, waardoor de cellen opnieuw gebruikt kunnen worden.
De rupsen van het vlindertje Aphomia sociella leven ook als opruimers in wespennesten. Later in het jaar, als het nest achteruit gaat, vreten de rupsen echter ook de larven en poppen van de wespen op.
Solitaire wespen hebben geen nest en leven alleen, ze kennen geen koningin en er vindt een paring plaats tussen een mannetje en een vrouwtje waarna de eitjes worden afgezet. Nadat de eitjes zijn ontwikkeld worden deze vaak een voor een in andere soorten organismen gelegd, meestal planten of insecten, maar ook in slakken, wormen en andere ongewervelden. Er zijn ook sluipwespen die op andere wespen leven, en een aantal soorten jaagt specifiek op spinnen. De meest tot de verbeelding sprekende soorten komen uit het geslacht Pepsis; deze maken jacht op vogelspinnen. Deze worden ingegraven en de larven eten eerst de lichaamssappen, later pas de vitale organen zodat de spin zo lang mogelijk in leven blijft, en dus vers blijft. De meeste soorten sluipwespen eten van plantensappen als nectar, de vrouwtjes echter hebben voor de ontwikkeling van de eitjes vaak extra proteïnen nodig. Daarom worden soms ook wel andere insecten opgegeten.
De larven van wespen die binnen in een nestkamer, insect of plant leven hebben een wit, made-achtig voorkomen. Larven die aan de buitenzijde van planten leven zien er uit als rupsen of bij sommige soorten als kleine naaktslakjes.
Alléén vrouwtjeswespen kunnen steken. Met wespen moet daarom enigszins voorzichtig omgegaan worden, dit in tegenstelling tot hommels. Hommels proberen te vluchten, tenzij men ze dreigt te pletten. Daarentegen kunnen wespen, vooral als hun nest wordt verstoord, agressief worden waarbij ze de verstoorder achtervolgen om deze liefst meerdere keren te steken. Wespen hebben geen weerhaakjes aan de angel en kunnen telkens opnieuw steken. Een steek van een plooivleugelwesp is een aantal uren tot zelfs een paar dagen flink pijnlijk, en gaat vaak gepaard met een fikse zwelling ter plaatse, soms ook van een hele arm. Dit zijn directe toxische effecten; van echte allergische reacties is pas sprake als er ook niet-lokale symptomen zijn als misselijkheid, flauw worden, of jeukbulten of uitslag over het hele lijf. Zie ook insectensteek. Bij een echte allergie voor wespensteken kan gebruikgemaakt worden van een zogenaamde EpiPen. Met deze pen kan adrenaline als intramusculaire (in de spier) injectie toegediend worden. Adrenaline voorkomt een allergische reactie niet, maar zorgt er voor dat de gevolgen van de allergische reactie beperkt blijven. Verstrekking van een dergelijke pen dient alleen te gebeuren bij een aangetoonde gegeneraliseerde allergische reactie. Gebruik zonder noodzaak is niet geheel zonder gevaar, vooral bij mensen met hartproblemen.