Witte Abeel
De witte abeel is een boom uit de wilgenfamilie.
De witte abeel kan tot 30 m hoog worden. De plant komt meestal voor als een veel kleinere boom. De schors is glad en wit of grijs met ruitvormige tekeningen. Aan de voet wordt de schors later donkerder en ruwer. De gelobde bladeren zijn 4-10 cm lang en bij het ontluiken, net als de jonge takken en knoppen volledig witviltig behaard. Later wordt de bovenkant glanzend donkergroen; de onderkant blijft bedekt met een dicht viltig dons. De bloemen ontluiken in april vóór de bladeren. De mannelijke katjes hebben een karmozijnrode kleur en zijn behaard. In juni laten de katjes het witte, katoenachtige zaad vrij. De witte abeel is lichtminnend en verkiest vrij droge tot meestal vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, meestal kalkhoudende grond.
De schors is glad en grijswit bij jonge bomen, later wordt deze zwart en ruw aan de voet en vlekkerig daarboven. De twijgen en knoppen zijn dichtbezet met wit, wollig haardons.
De bladeren kunnen òf groot (9 x8 cm) en vijflobbig zijn, òf klein (5 x 5 cm) en eivormig met getande of gelobde rand. De bladstelen zijn 3-4 cm lang. De onderzijde van de bladeren en bladstelen is wit viltachtig.
De witte abeel draagt katjes die 4-8 cm lang zijn. Mannelijke katjes zijn karmozijnrood en grijs, vrouwelijke katjes bleekgroen of groenachtig geel. Ze leveren pluizige draden