Blaasjeskruid                                          

Blaasjeskruid is het grootste geslacht vleesetende planten met een 215-tal soorten die op elk continent behalve Antarctica voorkomen. Er bestaan zowel soorten die in het water groeien als soorten die op het land groeien.

In het blaasje heerst aanvankelijk een onderdruk. Als de val, (een tastdraad aan de ingang van het blaasje) aangeraakt wordt, opent een klepje aan de val, wordt de prooi in het blaasje gezogen door de onderdruk en vervolgens sluit de val, waarna de vertering begint.

Plat blaasjeskruid is een vleesetende, overblijvende waterplant. De plant komt van nature voor in Europa, Azië en Noord-Amerika.

De stengels van de plant kunnen 10-50 cm lang worden. De plant is ondergedoken. De wortels zweven in het water. De tere plant vormt witachtige grondloten en waterloten met groene bladeren. Het lichtgroene, veerdelige blad heeft draadvormige slippen, die gaafrandig zijn en een plotseling in een stekelhaar overgaande top hebben. Aan de top zitten aan weerszijde 4-12 stekelhaartjes. Alleen aan de witachtige grondloten zitten blaasvormige aanhangsels, de vangblaasjes. De plant vormt overwinteringsknoppen, turions.

Plat blaasjeskruid bloeit van juli tot in augustus met gele, boven het water uitstekende, 9-14 mm grote Bloemen, maar bloeit echter zeer zelden. Het gehemelte heeft donkerpaarse strepen. De bloem heeft een kegelvormige spoor, die bijna even lang is als de onderlip. De bloeiwijze is een tros met 2-4 bloemen.

De vrucht is een ronde doosvrucht.

Met de vangblaasjes worden kleine kreeftachtigen en waterinsecten gevangen. In de vangblaasjes is vacuüm en als iets de haartjes op het blaasje aanraakt springt deze open en zuigt het omringende water met daarin het insect naar binnen. Vertering van de prooi duurt afhankelijk van de grootte twaalf minuten tot twee uur. Na de vertering transporteren speciale cellen het voedselrijke water de stengel in, waarbij tegelijkertijd het vacuüm in het blaasje wordt hersteld.